Een afgeleide vordering kan door een aandeelhouder namens een bedrijf worden ingesteld tegen een directeur of een andere persoon (of beide), meestal wegens vermeende schending van fiduciaire plicht, fraude of wanbeheer. Het voordeel van een afgeleide vordering gaat uitsluitend naar het bedrijf, niet naar de aandeelhouder die de vordering instelt. Als een billijk rechtsmiddel zal de rechtbank bij het uitoefenen van haar discretionaire bevoegdheid rekening houden met het gedrag en de motieven van de eiser, evenals met de beschikbaarheid van andere rechtsmiddelen.
Dit artikel bespreekt de belangrijkste vereisten voor het instellen van een afgeleide vordering.
Gronden voor het instellen van een afgeleide vordering
Onder Artikel 260 van de Ondernemingswet 2006 (de "Wet"), kan een afgeleide vordering worden ingesteld door een aandeelhouder, maar alleen met betrekking tot een rechtszaak waarbij sprake is van een feitelijke of voorgestelde handeling of nalatigheid van een bestuurder waarbij sprake is van nalatigheid, verzuim, plichtsverzuim of schending van vertrouwen. Een aandeelhouder kan een afgeleide vordering instellen tegen een directeur, een andere persoon of beide, en dit kan van toepassing zijn op een rechtszaak die ontstaat voordat of nadat de aandeelhouder lid werd van het bedrijf.Ā
Toestemming om de rechtszaak aan te spannen: Een proces in twee fasen
Hoewel toestemming om een afgeleide vordering in te stellen niet vereist is, moet een aandeelhouder de rechtbank om toestemming vragen om de vordering voort te zetten. In dit eerste stadium onderzoekt de rechtbank het bewijsmateriaal dat door de eiser is verstrekt om te bepalen of er een prima facie zaak is. Als het bewijsmateriaal geen prima facie zaak oplevert, moet de rechtbank het verzoek afwijzen en kan zij een bevel geven dat zij passend acht.
Als de rechtbank echter van mening is dat het verzoek en het bewijsmateriaal prima facie voldoende zijn om toestemming te verlenen om de vordering voort te zetten, kan zij aanwijzingen geven over het bewijsmateriaal dat van de onderneming wordt verlangd en de procedure verdagen om het bewijsmateriaal te kunnen verzamelen.
Zodra dit bewijs is verzameld, zal de rechtbank de vordering behandelen. In dit stadium kan de rechtbank ofwel toestemming geven om de vordering onder bepaalde voorwaarden voort te zetten, toestemming weigeren en de vordering afwijzen, of de vordering verdagen en verdere aanwijzingen geven.
Wat gebeurt er nadat prima facie toestemming is verleend? (Fase Twee)
In de tweede fase wordt een hoorzitting gehouden waar de rechtbank de standpunten van alle betrokken partijen beoordeelt om te beslissen of de aanvraag moet worden voortgezet. De rechtbank neemt onder andere het bewijsmateriaal nauwkeurig onder de loep om te bepalen of aan de wettelijke criteria is voldaan en de vordering kan worden voortgezet.
De rechtbank zal geen toestemming geven als:
- Het is ervan overtuigd dat de persoon tegen wie de vordering is ingesteld, handelde in overeenstemming met zijn plicht om het succes van het bedrijf te bevorderen per Artikel 172 van de weten geen enkele bestuurder die deze plicht vervult de claim zou willen voortzetten; ofĀ
- De handeling of nalatigheid waarvoor de aandeelhouder de vordering wil instellen, is goedgekeurd door de aandeelhouders of bekrachtigd door de vennootschap.Ā
Als geen van beide van toepassing is, zal de rechtbank aanvullende factoren in overweging nemen bij de beslissing of de afgeleide vordering wordt toegestaan, waaronder:
- of de aandeelhouder te goeder trouw handelt;Ā
- het belang dat een persoon die handelt om het succes van het bedrijf te bevorderen, zou hechten aan het instellen van de vordering; enĀ
- of de aandeelhouder een alternatief rechtsmiddel tot zijn beschikking heeft.Ā
Als de toestemming wordt verleend, wordt de afgeleide vordering voor de rechter gebracht. Als de toestemming wordt geweigerd, wordt de vordering vóór de rechtszaak afgewezen.
Welke bevelen kan een rechtbank geven?
Als een afgeleide vordering slaagt in de rechtszaak, heeft de rechtbank een ruime discretionaire bevoegdheid om rechtsmiddelen te bevelen. Deze kunnen omvatten:
- het verwijderen van een directeur uit zijn rol;Ā
- het veroordelen van een directeur tot het betalen van schadevergoeding aan het bedrijf;Ā
- het bevelen van een gerechtelijk bevel tegen een bestuurder om specifieke handelingen te voorkomen; enĀ
- verwijzing van de directeur in de kosten.Ā
Neem contact met ons op: Advocaten Afgeleide Vorderingen
Als je vragen hebt over dit onderwerp, neem dan contact op met Sali Zaher, advocaat-medewerker, bij S.Zaher@rfblegal.co.uk of telefonisch op 020 7467 5766.Ā